Klimaat - nieuwsbrief

Hoera! De dag waarop alle groene energie op is in België, valt dit jaar op 4 februari. De zogeheten Grey Day schuift met twee dagen op ten opzichte van 2018. Maar moeten we wel juichen? Tegen dit tempo doen we er nog eeuwen over om onze energie 100% hernieuwbaar op te wekken. Een tempoversnelling zou welkom zijn. Al was het maar om onze klimaatdoelstellingen te halen. De roep naar meer klimaatambitie klinkt ook steeds luider, zeker uit de mond van de jongere generaties die elke week ‘brossen voor de bossen’. We leggen ons oor te luisteren bij onze (klimaat)experten. Is het effectief vijf voor twaalf? Kan spijbelen een beleidsomslag bewerkstelligen?

Sarah Garré is verbonden aan de Universiteit van Luik. (ULiège). Ze werkt bij de faculteit Gembloux Agro-Bio Tech, die zich focust op landbouwkunde en bio-ingenieurswetenschappen.

Je zetelt in de Raad van Bestuur van de Belgische Bodemkundige Vereniging en onderzoekt de interactie tussen bodem en planten. Merk je dat het klimaat verandert? Garré: “Zeker! In de landbouw is geen enkel jaar 'gewoon'. We moeten ons net zoals de boeren voortdurend aanpassen aan het weer. Maar de voorbije jaren merken we dat het klimaat in België meer extremen kent: meer en langere droogteperiodes, hevige stormen, zware regenval op korte tijd, enzovoort. We ondervinden aan den lijve wat het KMI in zijn statistieken optekent.”

Is dat problematisch? Garré: “Hier in België is het vooral anders. Onze ecosystemen – en de landbouw in het bijzonder – moeten zich aanpassen aan die grotere variabiliteit van de weersomstandigheden. Irrigatie was vroeger in België amper denkbaar, nu passen we het meer en meer toe om bijvoorbeeld aardappelen te telen. De toekomst van onze frietjes hangt dus af van hoe we ons aanpassen aan de klimaatverandering (knipoogt). In andere regio's van de wereld moeten ze zich niet alleen aanpassen. De situatie wordt er onleefbaar en dat heeft ook impact op een land als België. Denk maar aan de vele vluchtelingen naar Europa. Die zijn niet enkel voor IS op de vlucht!”

Kunnen we daar als mens nog iets aan veranderen? Garré: “Absoluut! We kunnen de klok niet meer terugdraaien, maar we kunnen wel nog voorkomen dat het uit de hand loopt. Elke burger draagt een zekere verantwoordelijkheid, maar het is de taak van de overheid om een beleid uit te werken dat ons daarbij vooruithelpt. Ik vind het bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat België zo weinig visie heeft over energievoorziening. We komen er niet door enkel de lichten te doven als we de deur uitgaan.”

Waar zie je quick wins liggen? Garré: “Het lijkt een werk van lange adem om mensen te overtuigen, maar ik heb toch de indruk dat veel meer personen gebruik maken van de fiets om zich te verplaatsen sinds de elektrische fiets zijn intrede deed. Daar hebben we nog marge om zonder al te veel moeite vooruitgang te boeken. Verder denk ik dat gezinnen binnenkort autonomer zullen worden dankzij de hernieuwbare energiebronnen. Als de huisbatterij voldoende energieopslag toelaat, zullen de spelregels echt veranderen.”

Evelien Willems is een onderzoekster van het Departement Politieke Wetenschappen van de Universiteit Antwerpen. In haar doctoraat verdiept ze zich in de rol van Belgische middenveldorganisaties als vertegenwoordigers van burgerbelangen in het beleidsproces.

Je doctoraat focust hoofdzakelijk op het Belgische middenveld, maar ondertussen haalt de schoolgaande jeugd alle kranten. De bosbrossers lijken de rol van het middenveld met succes over te nemen. Hoe verklaar je dat? Evelien Willems: “De protestbeweging is zo succesvol omdat het gaat om een volgehouden wekelijkse actie van een enorme groep scholieren, een bevolkingsgroep die doorgaans niet op straat komt. Heel wat gekende milieuorganisaties zoals Natuurpunt of de Bond Beter Leefmilieu (BBL) staan dichter bij de politiek. Een milieuorganisatie zoals Natuurpunt richt zich bijvoorbeeld sterk op beleidsimplementatie (beheer van natuurgebieden) en krijgt daarvoor de nodige overheidssubsidies. De BBL is dan weer lid van verschillende adviesraden. Dat geeft beide organisaties de kans om heel technische of wetenschappelijke informatie te communiceren. Natuurpunt en BBL zijn dus voorbeelden van organisaties die meer buiten de publieke schijnwerpers werken. Ze richten zich vooral op regelmatige en directe contacten met beleidsmakers. Of de bosbrossers dus de rol van het middenveld overnemen, hangt sterk af van welke rol je van middenveldorganisaties verwacht: media-georiënteerd en activistisch of met een voet tussen de deur van beleidsmakers?”

Kunnen de spijbelende jongeren effectief het verschil maken en wegen op het beleid? Willems: “De beleidsimpact van middenveldorganisaties en sociale bewegingen hangt doorgaans af van drie factoren: hun beleidspositie, de politieke strategie en hoe ze die afstemmen op de maatschappelijke en politieke context. De bosbrossers pleiten voor grondige veranderingen aan het huidige klimaatbeleid. Dat is niet eenvoudig, want beleidsveranderingen gaan vaak maar incrementeel of stapsgewijs vooruit. De protestbeweging kan echter rekenen op grote steun van het publiek en de beweging groeit elke week. Dat speelt dan weer in hun voordeel. Het grootschalig protest wijst op een breed draagvlak en valt in de aanloop naar de nationale verkiezingen niet te negeren. Verschillende partijen nodigden al jongeren uit en nieuwsmedia schenken veel aandacht aan de protesten. De bosbrossers hebben dus toegang tot belangrijke politieke actoren en het publieke debat. Daardoor kunnen ze wegen op het beleid, maar tegelijk blijft de daadkracht van een regering in lopende zaken eerder beperkt.”

Wanneer wordt het protest echt dwingend? Willems: “Het protest kan dwingend worden als nog meer bevolkingsgroepen en middenveldorganisaties het protest steunen. Dat gebeurde op de klimaatmars van 27 januari. De opkomst liep op tot 70.000 betogers. De klimaatspijbelaars kunnen de verkiezingscampagne beïnvloeden als ze op straat blijven komen ondanks de schoolstraffen en als hun eisen concreter worden.”