Vlaamse gebarentaal als keuzevak?

Op zaterdag 28 september 2019 vindt Werelddovendag plaats. Op die dag komen dovenorganisaties op voor de rechten van doven. Tegelijk geven ze meer inzicht in het dagelijkse leven van een dove persoon. Horenden beseffen amper wat het betekent om doof of slechthorend door het leven te gaan. Wat is de rol van gebarentaal? Moeten we onze omgeving beter aanpassen aan doven of moeten we eerder in de richting van nieuwe technologieën kijken? We legden onze experten enkele vragen voor over dit thema.

Hoeveel mensen die doof zijn, telt Vlaanderen en hoeveel van hen gebruiken de gebarentaal om zich uit te drukken? 

Prof. dr. Myriam Vermeerbergen: “Hoeveel dove mensen Vlaanderen telt, is niet zo makkelijk te zeggen. Het hangt er ook van af wie je allemaal meerekent. Vanuit medisch standpunt ben je ‘doof’ als je een verlies van gemiddeld 90 decibel aan je beste oor vertoont. Sommige mensen worden ‘doof’ naarmate ze ouder worden. Reken je die ouderdomsdoven ook mee of niet? We beschikken ook niet over exacte cijfers. Het aantal doven en slechthorenden ligt tussen de 500.000 en 800.000 personen. De groep mensen die de Vlaamse Gebarentaal gebruiken als eerste taal – of als voorkeurstaal – telt zo’n 5.000 tot 6.000 personen. Er zijn ook veel horenden die Vlaamse Gebarentaal kennen, bijvoorbeeld personen met dove ouders, of broers en zussen van dove mensen, of mensen die professioneel met gebarentaal werken zoals tolken en onderzoekers. Voor hen is de Vlaamse Gebarentaal meestal niet hun eerste taal.”

Is er één gebarentaal of zijn er evenveel als gesproken talen? 

Dr. Maartje De Meulder: “Gebarentaal is niet universeel. Elk land of elke regio kent zijn eigen gebarentaal. Gebarentalen zitten in elkaar net zoals andere talen, maar waar gesproken talen auditief zijn, zijn gebarentalen visueel-gestueel. Gebarentalen hebben geen geschreven vorm. Uniek? Neen. De meeste gesproken talen hebben ook geen wijd gebruikte geschreven vorm. Gebarentalen vormen dus geen uitzondering.”

Vermeerbergen: “Een gebarentaal is een natuurlijke taal. Net zoals dat geldt voor gesproken talen, ontstonden gebarentalen op verschillende momenten en op verschillende plaatsen. Maar noem het geen ‘gesproken taal in of met gebaren’. Gebarentalen zijn zelfstandige talen en staan onafhankelijk van gesproken talen. Dat merk je meteen als je de Nederlandse Gebarentaal vergelijkt met de Vlaamse Gebarentaal. Die twee talen verschillen erg van elkaar.”

Evolueert een gebarentaal net als een gesproken taal? 

Vermeerbergen: “Uiteraard! In elke natuurlijke taal komen er bijvoorbeeld woorden of gebaren bij voor nieuwe begrippen of maatschappelijke ontwikkelingen. Het Vlaams GebarentaalCentrum gaat elk jaar op zoek naar het (nieuwe) gebaar van het jaar. Ook op grammaticaal vlak evolueren gebarentalen. De jonge doven van vandaag communiceren helemaal niet meer zoals de dove senioren, net zoals jonge horende tieners niet meer praten zoals hun groot- of overgrootouders.”

De Meulder: “Klopt helemaal. Zelfs de uitdrukkingen evolueren mee met de tijdsgeest.”

Hoe zitten gebarentalen in elkaar? 

Vermeerbergen: “Gebarentalen zijn visueel-gestuele talen. Je moet ze kunnen zien om ze te kunnen waarnemen en je gebruikt je handen, gelaat en bovenlichaam om de talen te produceren. Dat heeft gevolgen voor de structuur van die talen. In een gebarentaal maak je bijvoorbeeld gebruik van de ruimte en wordt informatie vaker simultaan geproduceerd. Voor meer informatie hierover, verwijs ik graag naar onze bijdrage aan de Universiteit van Vlaanderen op YouTube.”

Hoe leer je dat aan als kind? 

De Meulder: “Een kind leert een gebarentaal net op dezelfde manier als een gesproken taal. Dus door er voldoende en op een toegankelijke manier aan blootgesteld te worden en voldoende mogelijkheden te hebben om de taal te gebruiken. Voor veel dove kinderen in Vlaanderen is dat niet evident. Ouders van dove kinderen kennen meestal geen gebarentaal. Ze moeten voldoende kansen krijgen om het te leren en dat geldt ook voor hun dove kinderen.“

Vermeerbergen: “Als je als doof kind geboren wordt in een gezin met een of meerdere dove ouders of met horende ouders die al een gebarentaal kennen, kan je je gebarentaal spontaan thuis verwerven. Als je ouders geen gebarentaal kennen, is het niet zo vanzelfsprekend. Vroeger gingen bijna alle dove kinderen naar een dovenschool met een internaat. Die scholen maakten in de klas weliswaar geen gebruik van de gebarentaal, maar toch leerden dove kinderen er de taal. Dat gebeurde van de andere – wat oudere – kinderen en meestal op de speelplaats of in het internaat. Dove kinderen van dove ouders waren daarbij dan het taalrolmodel. Tegenwoordig gaan veel dove kinderen naar een ‘horende’ school, waar er soms niet en soms wel een tolk in de klas aanwezig is. Dat maakt het er niet eenvoudiger op. Daarom neemt Doof Vlaanderen, de Federatie van Vlaamse dovenorganisaties, initiatieven om de drempels weg te werken.”

De Meulder: “Als je wil kennis maken met Vlaamse Gebarentaal, kijk dan zeker eens op de website van vgtleren.be! Je vindt er heel wat gratis video’s om te oefenen. Vanaf januari 2020 kan je er een online lessenpakket downloaden.”

Maartje, je bent niet alleen een wetenschapster, maar ook een ervaringsdeskundige. Ben je doof geboren of zo geworden? 

De Meulder: “Ik ben slechthorend opgegroeid en in mijn tienerjaren doof geworden.”

Kristof, ook jij bent een wetenschapper die niet hoort. Heb jij ooit gehoord? 

Kristof De Weerdt: “Neen, ik ben doof geboren en mijn ouders zijn ook doof. Daardoor groeide ik op met Vlaamse Gebarentaal.”

Hoe communiceer je? Gebruik je de gebarentaal of ben je een spraakafziener (liplezer)? 

De Meulder: “Elke dag gebruik ik verschillende talen en manieren om me uit te drukken. Thuis met mijn gezin communiceer ik voornamelijk met de Vlaamse Gebarentaal. In mijn professionele situatie gebruik ik geschreven Engels, International Sign, de Britse en Nederlandse Gebarentaal. Met mijn ouders spreek ik Nederlands. In de winkel of aan de schoolpoorten moet ik liplezen om mensen te begrijpen. Voor een paar woorden lukt dat, maar niet voor een volledig gesprek. Eenvoudig is dat niet. Ik kan het niet beter dan veel horende mensen. De ‘Make it Big’-app die je tekst uitvergroot kan een handig hulpmiddel zijn, maar het gebeurt ook dat ik mensen iets laat inspreken op Siri om te zien wat ze zeggen. Ten slotte kan je nog spreken zonder stem zodat horende mensen moeten liplezen of soms werk ik met een tolk. Communicatie is voor mij en voor veel dove mensen dus geen of-of situatie. Ik kies mijn manier van communiceren afhankelijk van de situatie en van wie mijn gesprekspartner is.”

De Weerdt: “Ik verkies de Vlaamse Gebarentaal boven spraakafzien. Via spraakafzien kan je niet alles verstaan. Het verschil tussen ‘man’ en ‘pan’ bijvoorbeeld, is gewoonweg niet te zien. Idem voor de woorden ‘rood’ en ‘groen’. Die zien er op de mond hetzelfde uit. Spraakafzien is dus als het ware ‘puzzelen’ en heel veel raden. Het is ook afhankelijk van het mondbeeld van de communicatiepartner. Als die persoon expressief is en ook ‘gestures’ gebruikt, helpt dat wel, maar het blijft heel moeilijk om als dove persoon een gesproken taal te verstaan.”

Welke problemen ondervind je doordat je doof bent? Beïnvloedt dat je leven zwaar? 

De Weerdt: “Ik ondervind geen problemen omdat ik doof ben. Ik ben een gelukkige, getrouwde man met twee kinderen, een job en hobby’s. Gesprekken met horende mensen verlopen niet altijd vlot. Een één-op-één gesprek lukt wel, al is dat ook afhankelijk van persoon tot persoon. Groepsgesprekken zijn (heel) moeilijk te volgen. Toen ik naar een horende school ging, gebruikten ze geen gebarentaal waardoor ik moeilijk kon volgen. Ik was altijd blij als ik naar huis mocht en weer kon communiceren in Vlaamse Gebarentaal. Ik communiceer vooral met dove familieleden en vrienden of dove en horende collega’s die Vlaamse Gebarentaal kennen, maar uiteraard onderhoud ik ook contacten met andere horende mensen, zoals de dokter, winkeliers, de ouders van de vrienden van mijn kinderen of mijn buren. Ik hoor dus bij een minderheidsgroep. Voor gesprekken met horende mensen kan ik wel beroep doen op een tolk, maar het aantal tolkuren waarover dove mensen in Vlaanderen beschikken, is heel beperkt.”

De Meulder: “Ik heb 101 problemen, maar doof-zijn is er geen van. Het is voor mij een manier van zijn en in het leven staan. Op dezelfde manier als ik bijvoorbeeld een vrouw ben. Soms fijn, soms minder fijn. Vaak niet eerlijk, maar zo is het leven.” 

Houdt je omgeving voldoende rekening met je beperking? Waar moeten ze vooral op letten en wat kan er eventueel beter? 

De Meulder: “Horende Vlamingen worden snel ongemakkelijk als ze moeten communiceren op een andere manier dan met hun stem. Ze verkiezen dan te zwijgen of gewoon tegen mij te praten alsof ik alles prima kan horen. Dat werkt niet en kwetst bovendien. Als je iemand ontmoet die doof is, loop dan niet weg. Gebruik je handen, spreek trager of schrijf iets op.”

Wat is de laatste stand van het medisch-wetenschappelijk onderzoek? Kunnen we dove mensen helpen met stamcelonderzoek? 

Ander Horen Samen Aanpakken (Ahosa) vzw: “Het stamcelonderzoek zit momenteel nog in een experimentele fase. Het lukt voorlopig niet om met cellen uit de placenta haarcellen te kweken voor het slakkenhuis in ons oor.”

Bieden implantaten of informatica soelaas? 

Ahosa vzw: “Een persoon die heel slecht hoort of doof is op beide oren, kan een cochleair implantaat (CI) krijgen. Daarbij brengen oorartsen een electrode in het slakkenhuis van het oor –  de cochlea – die de beschadigde haarcellen vervangt. Dat werkt enkel als de auditieve zenuw goed functioneert. Een CI kan het gehoor nooit helemaal vervangen. Maar gesprekken verstaan in een rumoerige omgeving blijft altijd moeilijk.”

Bestaan er nog andere implantaten dan de cochleaire? 

Ahosa vzw: “Je hebt nog beengeleidings-, middenoor- en hersenstamimplantaten om andere soorten gehoorverlies te compenseren. Vergeet ook de aanvullende hulpmiddelen niet zoals tril- en flitswekkers, bluetooth-systemen die omgevingsgeluiden van bijvoorbeeld telefoon, radio of televisie streamen naar het CI of het hoortoestel. Een microfoonsysteem helpt ook om rumoerige gesprekken te kunnen volgen.”

We kennen allemaal de kleurenblinde cyborg Neil Harbisson die met een antenne op zijn hoofd door het leven gaat om kleuren te horen. Is die aanpak kopieerbaar voor doven? 

Ahosa vzw: “Je kan stellen dat het cochleair implantaat die antenne vervangt. Het implantaat vangt geluiden van buitenaf op en zet die om naar elektrische impulsen. De cochlea en hersenzenuw vangen die impulsen op en sturen ze door naar de hersenen. Zo kunnen geïmplanteerde personen terug horen.”

Bedreigt het technologisch onderzoek het voortbestaan van de gebarentaal? 

Vermeerbergen: “Dat wordt wel eens gezegd, ja. Vooral in medische kringen gaan ze er vaak vanuit dat kinderen met een cochleaire implantatie geen gebarentaal ‘nodig hebben’ en dat ze de taal best niet leren. Als taalkundige vind ik dat een vreemde redenering. Bij horende kinderen wordt twee- of meertaligheid terecht aangemoedigd, maar als het over een gebarentaal gaat of over dove kinderen zou dat geen troef meer zijn. Voor mij is Vlaamse Gebarentaal gewoonweg één van de ‘vreemde’ talen die ik beheers, naast Engels, Frans en Afrikaans. Ik vind het ook een echte meerwaarde om ook een gestueel-visuele taal te kennen. Ik zou graag zien dat elke middelbare school de Vlaamse Gebarentaal aanbiedt als keuzevak. Ik ben er zeker van dat veel leerlingen de taal zouden willen leren.”

Ahosa vzw: “Het klopt dat kinderen die vandaag doof geboren worden, veelal implantaten krijgen. Zij zullen communiceren via de gesproken taal. Op lange termijn zal het aantal mensen dat gebarentaal gebruikt wellicht afnemen. De meeste mensen hebben bovendien een gesproken taal als moedertaal als ze slechthorend of doof worden. Zij blijven hun moedertaal verder gebruiken en krijgen hulp van hoortoestellen, implantaten of andere hoorhulpmiddelen. Maar die werken niet als een bril die je opzet en waarmee je alles opnieuw helder krijgt. Voor veel mensen betekent ‘gehoorrevalidatie’ in een gespecialiseerd centrum een extra hulp. Een aangepaste vereniging zoals Ahosa vzw kan hen op weg zetten naar aangepaste hulp.”

De Meulder: “Niet het technologisch onderzoek bedreigt het voortbestaan. Wel de manier waarop mensen ermee omgaan en waarde hechten aan die technologische ontwikkelingen zoals implantaten. Gebarentaal is even waardevol.” ●

 

Prof. dr. Myriam Vermeerbergen werd doctor in de Germaanse Taal- en Letterkunde met een proefschrift over de grammatica van de Vlaamse Gebarentaal. Ze is daarmee een van de pioniers van het Vlaamse gebarentaalonderzoek. Ze doceert aan de KU Leuven waar ze onder andere tolken Vlaamse Gebarentaal opleidt. Ze is ook campusvicedecaan Onderwijs. Ze publiceert geregeld samen met haar collega Prof. dr. Mieke Herreweghe (vice-rector U Gent), bijvoorbeeld het boek ‘30 vragen over gebarentaal in Vlaanderen en 29 antwoorden’.

 

Dr. Maartje De Meulder schreef haar doctoraat over de wettelijke erkenning van gebarentalen. Ondertussen is ze hoofddocent en senior onderzoeker gebarentaal en Deaf Studies aan de Hogeschool Utrecht.  Ze is co-editor van onder meer het recent gepubliceerde ‘The Legal Recognition of Sign Languages’ (Multilingual Matters, 2019) en van ‘Innovations in Deaf Studies’ (Oxford University Press, 2017).

 

Kristof De Weerdt is verbonden aan de faculteit Letteren, Campus Antwerpen van  de KU Leuven. Hij is voorzitter van de Taalgroep Vlaamse Gebarentaal en doceert Vlaamse Gebarentaal (VGT) Taalvaardigheid, Vertaalatelier Nederlands-VGT en Tolken VGT-Nederlands. Daarnaast heeft hij ook expertise in lexicografisch onderzoek naar VGT en is hij auteur van enkele kinderverhalen in Vlaamse Gebarentaal.


AHOSA vzw is de organisatie die de inclusie in de brede samenleving beoogt van slechthorende of dove personen die communiceren in gesproken taal. AHOSA vzw zorgt voor hun empowerment en sensibiliseert de horende samenleving voor die onzichtbare beperking. Dat doet ze met socio-culturele activiteiten en maatschappelijk gerichte acties met vrijwilligers en beroepskrachten. AHOSA vzw biedt een deskundig en laagdrempelig aanbod, en houdt rekening met innovatie, technologische en maatschappelijke ontwikkelingen. AHOSA vzw hanteert het gelijkheidsprincipe en creëert kansen om als slechthorende of dove persoon greep te krijgen op de eigen situatie en als onafhankelijk volwaardig burger kwalitatief deel uit te maken van de samenleving.